Menu

Home

Verhalen

Links

Gastenboek

 

 

 

  Hoe was Hoogelanden? Door Rachel uit de Hoogstraat

Jagerskade

Langs de Vecht, vanaf de Rodebrug richting het noorden ligt de Jagerskade. De kade heet niet zo omdat er beesten langs de oevers graasde en men er flink jaagde, nee, de Jagerskade kreeg zijn naam dankzij het jaagpad dat ooit langs de Vecht liep.

De schepen waren in vroeger tijden natuurlijk nog niet gemotoriseerd en de schipper was afhankelijk van de wind in de zeilen en de stroming. Als er te weinig wind stond, kwam je gewoon niet vooruit op het water. Daar dreef je dan met je dakpannen die in Maarssen afgeleverd moesten worden.

De simpelste oplossing was dan maar het schip met een touw vooruit trekken. Dáárvoor was het jaagpad nu bedoeld. Tussen het water en het pad stonden bewust geen bomen, paaltjes of andere obstakels waar het touw achter kon blijven haken.

En het waren dan meestal de schipper zelf en zijn gezin die het schip vooruit mochten ‘jagen’. En als hij een beetje goed in de slappe was zat, kon hij een paard en een begeleider huren om het schip vooruit te trekken. Dit was voor de Utrechtse Jagerskade niet anders.

1932.

De kade was, voordat het Amsterdam-Rijnkanaal werd gegraven, een belangrijke aanlegplaats voor schepen. Het vrachtverkeer uit Amsterdam voer over de Vecht naar Utrecht en weer terug. De Rodebrug was lange tijd de laatste brug tot aan de Weerdsluis, voordat je het oude centrum in vaarde, dus er was een hoop bedrijvigheid op de kade.

Blikvanger van de huidige Jagerskade is natuurlijk het Vechthuis. Maar tot het einde van de jaren zestig werd het pandje ingesloten door een heel rijtje van woonhuizen, pakhuizen en winkels. Het viel eigenlijk nauwelijks op. De kleurrijke bewoner van een ander huis trok de aandacht. Al vanaf 1899 schonk Nol Murk een lekker drankje in zijn buurtcafé Cafe Murk. Het café ging over van vader op zoon. En één van die nakomelingen van Murk verkocht de lekkerste gehaktballen uit de buurt, gedraaid door de slager uit Ondiep.

Die fijne ballen werden in 1962 helaas ook de ondergang van het café aan de Jagerskade. Bij het braden op het petroleumstelletje onder de trap, sloeg de vlam in de pan en al snel stond het café in lichterlaaie. Gelukkig kwam net een buurtbewoner voorbij gereden. Hij aarzelde geen moment en klom naar boven.

Zo redde hij de schoonmoeder van de uitbater, samen met twee kleine kinderen en een dienstmeisje. Het vuur verspreidde zich helaas zo snel dat het pand niet meer gered kon worden.

En de eigenaar? Hij moest het hele verhaal achteraf horen; het was een rustige dag geweest en hij zat lekker te vissen.

Hetzelfde lot wachtte ook Bakkerij Boonzaaijer. De bakkerij zat op het hoekje van de Jagerskade, schuin tegenover de Rodebrug. Ook daar richtte een brand grote schade aan. Gelukkig werd aan de andere kant van de Rode brug een ‘nieuwe’ straat aangelegd. Utrechter Anton Geesink had zijn Olympische medailles binnen en verdiende nu ook een eigen straat. In deze nieuwbouw vonden Boonzaaijer en Murk een nieuw plekje, tot

op de dag van vandaag.

 

1942.

De Jagerskade werd er alleen niet fraaier op met al die branden. In 1970 staken een stel kwajongens ook nog een oud kaaspakhuis in de brand. Tel dat op bij de slechte staat waarin het rijtje huizen zich toch al bevond en de gemeente kon eigenlijk niet anders dan alles te slopen.

Zo kwam ook het pandje met de nummers 13,14,15 aan de beurt. Het stond er al sinds 1600 en

had al vele functies gekend. De drie huisjes tezamen deden in de loop der jaren dienst als woonhuis,

plavuizenbakkerij, kaaspakhuis, smederij en een handkarrenverhuurbedrijf.

Het verhaal gaat dat in één van de drie een ziek paard stond gestald. En om een huis te kunnen

slopen, moest het wel leegstaan. De sloper kon dus nog niets en liet het voor wat het was. Hij

zou wel weer terugkomen.

En dat moment kwam net te laat; het pand kwam leeg in het monumentenjaar 1975. Een aantal

oude Utrechtse gebouwen kwamen in aanmerking voor renovatie en dat werd de definitieve

redding. De gemeente liet het helemaal opknappen, maar wist niet zo goed wat ze er mee moest.

De heer Van Doorn zag mogelijkheden en wilde er een horecagelegenheid van maken. De koop

werd gesloten en Van Doorn gaf het Vechthuis zijn naam.

Sinds de jaren tachtig is het Vechthuis flink uitgebreid met een aantal panden en zalen en uitgegroeid tot een populaire locatie voor feesten en partijen.

Het kleine pandje waarmee het Vechthuis ooit begon, is helaas het enige dat nog aan de oude Jagerskade herinnert.

Maar ook nu nog, op een mooie lentedag, zie je de bootjes aanleggen, wachtend, tot de brug opengaat en ze de stad in mogen, terwijl de voorbijgangers vanaf de kade toekijken.

 

Wilt u reageren op dit verhaal klik dan hier

Terug naar verhalen.

 
 

 

 

|| Gerard van Veenendaal/Thea van Hoeijen || Copyright© 2012 || disign by Ron ||