Menu

Home

Verhalen

Links

Gastenboek

 

 

 

  (Uit eigen herinnering)

Mijn eerste voetbalbroekje.

Als je vroeger als kind wilde voetballen, deed je dat automatisch bij de v.v. DWSV, want als je aan de Rode Brug woonde, was dat je club. Je moest dan wel voetbalschoenen en voetbalkleding hebben. Een zwarte broek, een wit shirt en zwarte kousen met een wit boord. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan, want daar was eigenlijk helemaal geen geld voor.

Mijn tante Marie, die twee deuren verder woonde, had nog een oude zwarte jurk, waar mevrouw Warmenhoven, volgens tante Marie, wel een voetbalbroekje van zou kunnen maken.

Mevrouw Warmenhoven, de oma van Chris Warmenhoven, woonde ook op de Loevenhoutsedijk en repareerde en herstelde, als bijverdienste, kleding voor de mensen uit de buurt. Met de jurk onder mijn arm ben ik naar mevrouw Warmenhoven gegaan en heb ik haar gevraagd of zij uit die jurk een voetbalbroekje voor me kon maken. "Natuurlijk jongen", zei ze, en ze pakte direct haar cm lint om de maat te meten. Toen ik het broekje na een paar dagen ging ophalen, moest ik het bij haar in de huiskamer eerst nog even passen. Toen ik wat treuzelde, zei ze: "Trek je broek maar uit hoor, ik zal heus niet kijken". Na dat ik het gepast had, zei ze: "zeg maar tegen je moeder dat het broekje goed zit en dat het maken 35 cent kost".

Met mijn vader ben ik toen naar lederwaren- en schoenmakersbedrijf Klessens op het Leidseveer gegaan om voetbalschoenen te halen. Daar kreeg je als lid van de v.v. DWSV 10% korting en hoefde je ook niet meteen te betalen. Je kon de voetbalschoenen zo meenemen en dan zou meneer Klessens iedere week fl 2,50 bij ons thuis komen halen, tot het totale bedrag van fl 12,50 betaald was.

Het waren Quick voetbalschoenen (kissies), met een stalen neus en onder iedere schoen 6 leren noppen (tossies), die met spijkers in de leren zool waren geslagen. Omdat ik ook wel eens met die voetbalschoenen op straat voetbalde, sleten de noppen en kwamen de spijkers er door. Om dat op te lossen werden de spijkers in de tossies geslagen, met als gevolg, dat de punten van de spijkers door de zolen heen gingen en dat was erg vervelend onder je voeten. De enige oplossing was nieuwe tossies en vooral niet meer met de voetbalschoenen op straat lopen.

Mijn moeder heeft van wol, van een oude trui die was uitgetrokken, de kousen gebreid. Nu moest ik nog een wit shirt hebben, maar dat kon wel even wachten, want in de kast lag nog een wit overhemd, zo één met een gesteven boord en daarmee was mijn tenue compleet.

Hoe mijn eerste wedstrijd is verlopen is mij niet bijgebleven, wel dat mijn overhemd na de wedstrijd snel gewassen moest worden, want dat overhemd moest ik de zondag na de wedstrijd aan als ik naar de kerk ging.

Al snel bleek dat ik als keeper goed uit de voeten kon, dus moest er een keeperstrui komen, maar ik had nog een hele mooie trui in de kast liggen, die mijn moeder voor de zondag had gebreid. Een zwarte trui, met een horizontale witte streep, met daarin allerlei mooie zwarte figuren. Ik mocht die trui ook wel eens aan als ik naar het voetbalveld ging, maar dan kreeg ik wel de boodschap mee, dat ik hem niet mocht aanhouden tijdens het voetballen. Maar ja, ik wilde er netjes uitzien en dan deed ik toch die trui aan. Maar toen het veld wat modderig was, waren de rapen gaar toen ik thuis kwam. Het broekje, dat gemaakt was van de jurk van mijn tante Marie, is later vervangen door een wit broekje.

.

(Foto Dikkie Ludwig)

Staande: uiterst rechts sta ik zelf, tweede van rechts Jan van Loveren, derde van rechts Willem Dekker, zesde van rechts Bernard Kragten en de Leider meneer Pouw.

Op de voorgrond: links Herman Pouw, daarnaast op de voorgrond Dikkie Ludwig.

Wie de andere spelers herkend, wordt verzocht de namen door te geven via rodebrugbuurt@gmail.com

 

Wilt u reageren op dit verhaal klik dan hier

Terug naar verhalen.

 
 

 

 

|| Gerard van Veenendaal/Thea van Hoeijen || Copyright© 2012 || disign by Ron ||